Wat is de betekenis van Lapper?

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lapper

I. m. (-s), 1. iem. die lapt, inz. schoenlapper: Jan de Lapper. 2. knoeier. II. m., (gew.) brede houten spaan waarmee men het vlas zwingelt. III. m. (-s), (gew.) dronkaard. IV. m. (-s), gew. naam voor een soort van snip (Limnocryptes gallinula).

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lapper

m. lappers (iem., die lapt; ook: knoeier): Jan de lapper; zie schoenlapper.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

lapper

('lappər) m. (-s) 1. Eig. iemand die lapt : ketel-, schoenlapper; Jan de -. 2. Metf. knoeier.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Lapper

1. Lapper m. (-s), iem. die lapt, inz. schoenlapper. LAPSTER, v. (-s). 2. Lapper m. (-s), gew. naam voor de kleinste soort van snip, ook bokje geheeten (limnocryptes gallinula).

2024-04-28
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Lapper

Lapper (Jan de), een Nederlandsch zeeheld, was omstreeks het midden der 17de eeuw schoenlapper te Haarlem. Vervolgens volbragt hij onderscheidene togten ter zee, en gedroeg zich zóó dapper, dat de Staten hem eene gouden keten en vijfduizend gulden vereerden, terwijl hij tevens het bevel ontving over de „Maarseveen”, een nieuw schip van 44 stukken....