Wat is de betekenis van inhalig?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

inhalig

inhalig - Bijvoeglijk naamwoord 1. van een persoon dat hij veel dingen pakt om in bezit te nemen De inhalige bankier had aan een meer dan gewone bonus niet genoeg. 2. gierig wel kunnen pakken maar niet kunnen geven De inhalige man kon zijn bezit niet dele...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

inhalig

inhalig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: in-ha-lig 1. veel voor jezelf willen hebben ♢ doe niet zo inhalig, er zijn ook nog anderen die iets willen hebben Bijvoeglijk naamwoord: in-ha-lig ... is inhaliger dan ......

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

inhalig

gierig, vrekkig.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inhalig

adj. & adv., ynklauwerich, ynklausk, ielshûdich, ynskrabbich, earnich, ynhellich, fûl, neigeande, neigeanich, skrok; — zijn, kromme fingers hawwe; — persoon, ynklauwer, skraebhans, earn, gnibber.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inhalig

bn. (-er, -st), van elke gelegenheid gebruik makende om zoveel mogelijk te bemachtigen: hebzuchtig, schraapzuchtig; vrekkig.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inhalig

bn. (schraapzuchtig).

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inhalig

(in'ha:ləch) bn. (-er, -st) van elke gelegenheid gebruik makend om winst te halen. Syn. → begerig.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

inhalig

bn. (-er, -st), van elke gelegenheid gebruik makend om zoveel mogelijk te bemachtigen; hebzuchtig, schraapzuchtig; vrekkig.