Het (hij, zij) hangt me de keel (of den hals) uit
D.w.z. ik heb er meer dan genoeg van; gezegd van iets, dat begint te vervelen, te walgen; zie o.a. Harreb. I, 390; [I]P.K.[/I] 111; Kmz. 188; Falkl. 4, 122; Nest, 85; 103; Nkr. III, 3 Oct. p. 4;V, 6 Mei p. 4; VII, 18 Oct. p. 5; Nw. School V, 42: En wij allen hebben onze dagen dat ons werk ons, om het gewoon te zeg...