geile aap
(1942) (inf.) wellustige man, geilaard. Syn.: geilneef*. • Je moest je schamen; dat spreekt van jonge hondjes en gedraagt zich als een oude, geile aap. (Johan Daisne: De trap van steen en wolken. 1942) • De korporaal die mij les gaf was een enorme oude geile aap. (Rinus Ferdinandusse: Neem er eentje van mij. 1964) • Herman, ik ben...