Wat is de betekenis van eileider?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eileider

eileider - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) een deel van de geslachtsorganen van de vrouw Woordherkomst samenstelling van ei en leider Synoniemen oviduct

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eileider

eileider - zelfstandig naamwoord uitspraak: ei-lei-der 1. kanaal waardoor rijpe eitjes vanuit de eierstokken naar de baarmoeder of naar buiten gaan ♢ doordat haar eileiders verstopt zijn, kan ze geen kinderen krijgen Zelfstandig naamwoord: ei...

2024-04-25
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

eileider

Verbindingskanaal (twee stuks) tussen de baarmoeder en de beide eierstokken, waar de eicellen liggen opgeslagen. Wanneer een man en een vrouw hebben gevreeën en de man is daarbij in de vrouw klaargekomen, heeft hij zaad achter in de vagina heeft geloosd. De zaadcellen zwemmen dan door de baarmoedermond, de baarmoeder en de eileiders in de richting...

2024-04-25
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

eileider

afvoerbuisje voor eieren uit eierstok: bij de vrouw twee dunne buisjes (ca. 15 cm lang), beginnend bij eierstok met trechtervormige verwijding, de trompet (voor opvangen van eicellen) en uitmondend in baarmoeder. Binnenin een slijmvlies met trilhaarepitheel voor verplaatsing van slijm en eicellen naar baarmoeder en tegenhouden van bacteriën.

2024-04-25
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Eileider

salpinx, tuba (fallopii), één der beide darmachtige buisjes, welke de baarmoederholte verbinden met de buikholte (op de plaats waar ongeveer de eierstokken liggen); vlak bij de baarmoederholte (in de baarmoederspier) is een nauwe plaats (isthmus), aan het andere (vrije) einde een verwijding (ampulla); dit laatste is de plaats tot waar...

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Eileider

of oviduct is de buis, waardoor het ei zich naar de baarmoeder begeeft (z. Uro-genitaal apparaat).

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eileider

m. (-s), (ontl.) elk der kanalen die de rijpe eieren van de eierstok opnemen en buiten het lichaam of in de baarmoeder voeren; bij de mens ook buizen of trompetten van Fallopius genoemd.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Eileider

verbinding tusschen → eierstok en → baarmoeder.