chipoteren
(19e eeuw) (< Fr. chipoter) (Vlaanderen, inf.) knoeien, prutsen; op slinkse wijze iets proberen te verkrijgen; talmen. Volgens het Larousse woordenboek betekent 'chipoter' enkel in Franstalig België: 'rommelen met iets'. In Frankrijk betekent het o.a. moeilijkheden maken over kleinigheden, kibbelen. Maar ook: met tegenzin of mokkend eten. &...