Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zaalwachter

betekenis & definitie

suppoost.

iemand die toezicht houdt op de inboedel, de orde en de veiligheid in een voor het publiek toegankelijke zaal, zoals een museumzaal, een theater of een feestzaal; suppoost.

Voorbeelden:
Hij heeft vast een hekel aan de hysterie van vrouwen die, bodyguards en zaalwachters trotserend, het podium beklimmen om Elvis Presley te kunnen aanraken; hij vereenzelvigt zich dan niet met Elvis Presley, maar met de zaalwachters, de mannen met de petten op en de uniformen aan.
Tessa de Loo, De meisjes van de suikerwerkfabriek, 1984

Ze werden ingeschakeld als zaalwachter bij de Musea, als redder aan zee bij de Sportdienst, of ter ondersteuning van de speelpleinwerking of de Grabbelpas bij de Jeugddienst.
http://www.brugge.be/jaarverslag/jv1999.htm, 2000

Niet alleen op straat viel er tijdens de marktdagen veel te zien en te beleven, onze voorouders vierden ook feest in de verschillende zalen. Vaak waren deze op de verdieping van de cafés en men stampte en hoste, zodat het leek of de vloer zou instorten. Op de zaal mocht alleen gepaard volk komen, zoals men dat noemde. Alleen dus jongens in gezelschap van een meisje. Anders werd er toch maar ruzie gemaakt. Bij de ingang stond de zaalwachter, gewapend met een stok, en deze moest hierop toezien.
Meppeler Courant, 1993

De in een hoekje weggedoken zaalwachter illustreert levendig het fossiellisatieproces.
http://www.oost-vlaanderen.be/cultuur/musea/consulent/dynmuseum/fiches/PAMvelzeke.cfm