Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

verpleegster

betekenis & definitie

vrouw die patiënten verpleegt.

vrouw die zich voor haar beroep bezighoudt met de verpleging, verzorging van zieken en hulpbehoevenden; vrouw die patiënten verpleegt; vrouw die is opgeleid in de verpleegkunde; ook: het beroep van verpleegster.

Voorbeelden:
De verpleegster houdt het medisch dossier van de kinderen bij, zij staat in voor de dagelijkse medische en hygiënische begeleiding. Zij informeert de ouders omtrent medische en voedingsproblemen en staat ter beschikking voor verdere informatie bij alle vragen.
http://www.rug.ac.be/RUGportal/nl/studenten/studleven/kinderopvang

- Gaat u maar liggen, mevrouw. Emily voelt de handen onder haar oksels, zit op de rand, wentelt zich opzij. De verpleegster buigt zich over haar, neemt haar pols en kijkt op haar horloge.
Clem Schouwenaars, Emily Beyns, of Het heilig zwijgen. Dl. 1: Verwanten, 1983

Als hij bijkomt vraagt hij versuft: 'Waar ben ik?' 'In het ziekenhuis,' zegt een verpleegster. 'U was drie jaar in coma.'
http://www.fortunecity.com/campus/economics/35/algmop.htm

Angela zorgde dat Mini in bed terechtkwam, met extra kussens, een heetwaterkruik enzovoort. Ze leek een verpleegster, en ze was er sexy genoeg voor. Met haar korte, gedecideerde stappen liep ze heen en weer, vlug bij wat er gedaan moest worden en tegelijk rustig. Alles in huis wist ze meteen te vinden alsof ze er woonde.
Adriaan van der Veen, In liefdesnaam, 1982

Als ik later groot ben, dan word ik … Kinderen hebben al heel snel beelden van hun toekomst. Meestal van concrete, zichtbare beroepen: voetballer, politieagent, brandweerman, verpleegster, juf en meester, vader of moeder … Belastinginspecteur komt in dat rijtje zelden voor. Toch werken er zo'n 30.000 mensen bij de Belastingdienst.
http://www.belastingdienst.nl

< >