Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

patiënt

betekenis & definitie

Het begrip patiënt heeft 4 verschillende betekenissen:

1) iemand met een ziekte of aandoening.
iemand die aan een ziekte lijdt, een aandoening heeft of gewond is, en daarvoor medische en/of verpleegkundige of paramedische zorg nodig heeft; iemand die een lichamelijke en/of geestelijke ziekte of aandoening heeft; in het bijzonder ook: iemand die aan een ziekte lijdt, beschouwd in zijn relatie tot de behandelende arts, therapeut of verpleegkundige, of in relatie tot iemand die hem verzorgt, zoals een mantelzorger of een verzorgende in een verpleeghuis.
In verschillende sectoren, zoals in de gehandicaptenzorg, wordt de term patiënt vermeden en wordt bij voorkeur cliënt gebruikt. Verder stelt niet iedereen die aan een bepaalde ziekte of aandoening lijdt er prijs op patiënt genoemd te worden. Bij bv. een huisarts of tandarts ook in toepassing op iemand die niet echt ziek hoeft te zijn, maar bij de huisarts of tandarts ingeschreven staat om bij voorkomende problemen door hem behandeld te worden.

2) dier met een ziekte of aandoening.
dier dat aan een ziekte lijdt, een aandoening heeft of gewond is, en daarvoor door een arts (de dierenarts, veearts) of in een gespecialiseerde dierenkliniek of in een dierenziekenhuis behandeld wordt of moet worden.

3) iemand die op een patiënt lijkt.
iemand die iets, vooral iets onaangenaams, moet ondergaan en daarom met een patiënt vergeleken wordt; iemand die op een patiënt lijkt.

4) iets wat op een patiënt lijkt.
iets wat door de slechte omstandigheden lijkt op iemand die aan een ziekte of kwaal lijdt en daarom met een patiënt vergeleken wordt; vooral: organisatie die of land dat door slechte prestaties als patiënt wordt voorgesteld.

< >