Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

marktkoopman

betekenis & definitie

marktkramer.

man die voor zijn beroep waren te koop aanbiedt op de markt, doorgaans in een kraam of stalletje of in een verkoopwagen; marktkramer.

Voorbeelden:
De Dorpsstraat was zaterdag omgetoverd tot een stemmig kerstdecor. Met sfeervolle lichtarcades boven het wegdek [...]. En met vele kraampjes vol cadeau-artikelen en accessoires [...]. Waterkoud was 't, dat wel. Al had een aantal marktkooplui een aardige oplossing gevonden om de winterse temperaturen te trotseren. Sommigen hadden een fles voor babyvoeding met warm water gevuld en legden die afwisselend van de ene in de andere jaszak. Dat houdt de handen warm.
Meppeler Courant, 1994

Officieel is volgens de richtlijnen iedere marktkoopman verplicht van 's middags één uur tot 's avonds negen uur met zijn handel op de markt te staan. Daar wil de gemeente hen nu stipt aan houden. Dat vele marktkooplui deze regel aan hun laars lappen en al om negen uur 's ochtends hun waar uitstallen en om vijf uur 's middags vertrekken, wordt al jaren gedoogd. Vooral in de winter is de handel 's avonds slap.
Dagblad van het Noorden, 26 maart 2003

Zoals gemeld voldoet de wekelijkse waren- en goederenmarkt [...] bij lange na niet en geeft de markt aanleiding tot klachten. Zo geeft de lange smalle straat nogal wat hindernissen voor de marktkooplieden bij het lossen en wegrijden van de auto's. Hierdoor kiezen verschillende handelaren ervoor om de wagen gedurende de markt bij de kraam te laten. Ook de tendens van het omschakelen naar rijdende verkoopwagens zorgt in verband met de lengte van die voertuigen voor problemen.
Meppeler Courant, 1995