Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

kinderloos

betekenis & definitie

zonder een kind of kinderen.

zonder een kind of kinderen; van personen, echtparen: geen kind of kinderen hebbend; van gezinnen: geen kinderen tellend; van huwelijken: geen kind of kinderen voortbrengend.

Voorbeelden:
Het echtpaar, zelf kinderloos, zette zich jarenlang met hart en ziel in voor de jeugd van Staphorst.
Meppeler Courant, 1995

Verzuurde en versteende fossielen. Ongetrouwde, alleenwonende en brildragende graftakken. Gescheiden, in de steek gelaten en kinderloze zuurpruimen. Gefrustreerde machtswellustelingen, een stille wrok koesterend tegen mensen mét kinderen.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983

De dansvloer is vol, de mannen met glimmende hemden en pantalons van slappe stoffen hebben hun arm teder om het middel van hun vrouwen geslagen, die er in het zachte licht van de kroonluchters jaren jonger en kinderloos uitzien.
NRC, 1995

Wil Anke Neerinckx met hem naar bed? Sturen haar genen haar op het pad van overspel en bedrog, of herkennen ze in hem, kinderloos tenslotte, onmiddellijk een inferieure spermadonor en blijft zij daardoor van ieder lustgevoel voor hem verstoken?
Karel Glastra van Loon, De passievrucht, 2000

Toen we net getrouwd waren, kinderloos en grenzeloos naïef, hebben we op een avond een stofzuigerverkoper uitgenodigd.
De Standaard, 1997

< >