iemand die gierig is.
iemand die gierig is; iemand die zijn geld slechts met de grootste moeite uitgeeft; vrek.
Voorbeelden:
De illusieloze spreekt over ervaringen als de gierigaard over geld.
Arnon Grunberg, De asielzoeker, 2003
'Hij doet zo gul omdat we een gemeenschappelijke bankrekening hebben in New York, maar ik weet zijn geheime bankrekening in Zwitserland al, het nummer en de rest heb ik al, ik heb de advocaat verleid en we zullen eens zien of die gierigaard van een Nicolas tegen mij op kan.'
Carlos Fuentes, De grens van glas, 2001
Hij wil eerst en vooral aan elkeen daarbinnen duidelijk maken dat hij geen gierigaard is, nooit is geweest.
Luc Vancampenhout, Met het oog op de jaren negentig, 1983