Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

fietspad

betekenis & definitie

weg(gedeelte) voor fietsers.

weg of rijstrook die bestemd is voor fietsers en meestal ook voor snorfietsers, en doorgaans van de rijbanen voor het overige verkeer is afgescheiden.

Voorbeelden:
De volgende verkeersdeelnemers mogen gebruik maken van een fietspad: fietsers; snorfietsers; voetgangers.
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bromfiets/vraag-en-antwoord/mag-ik-met-mijn-bromfiets-brommer-scooter-of-snorfiets-op-het-fietspad-rijden.html

Met een bromfiets of een bromscooter mag u niet op een fietspad rijden. Met een snorfiets of een snorscooter wel.
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bromfiets/vraag-en-antwoord/mag-ik-met-mijn-bromfiets-brommer-scooter-of-snorfiets-op-het-fietspad-rijden.html

Rondom de rotonde komt een fietspad te liggen en daarnaast een voetpad.
Meppeler Courant, 1993

Er is nood aan veilige afgescheiden fietspaden op de invalswegen.
De Standaard, 1996

Op het viaduct worden de fietspaden verhoogd aangelegd.
http://www.aalst.be/ZEEBERGBRUG%20WERKEN.htm, 2003

Langs fietspaden worden nu vaak struiken aangelegd als windkering, maar dat gaat vaak ten koste van de veiligheid.
NRC, 1995

Wanneer zal men met evenveel Gründlichkeit natrekken wie de fietsers het meeste irriteert? Daar is eigenlijk geen enquête voor nodig: dat zijn de automobilisten. Het verkeersreglement is op hun maat gesneden; velen zien noch horen fietsers; ze parkeren op fietspaden, ze slaan rechtsaf of ze openen portieren zonder te kijken of er een tweewieler aankomt.
De Standaard, 1996

< >