Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

buschauffeur

betekenis & definitie

bestuurder van een bus.

iemand die voor zijn beroep passagiers vervoert in een bus; iemand die het besturen van een bus als beroep uitoefent; iemand die een bus bestuurt; bestuurder van een bus.

Voorbeelden:
Bij een ongeluk met een vrachtwagen en een minibus in de buurt van Cradock vielen zeventien slachtoffers. Volgens de politie werd het eerste ongeval veroorzaakt door een nat wegdek en slecht zicht. De buschauffeur wilde een langzamer rijdend voertuig inhalen en zag daarbij de tegemoetkomende lege bus niet aankomen.
De Telegraaf, 2000

Is er een verschil tussen een automobilist en een chauffeur? Ja natuurlijk. Chauffeurs zijn beroeps. Daarom hebben we het over buschauffeurs, taxichauffeurs en ook vrachtwagenchauffeurs, als we althans een Nederlands woord verkiezen boven een Nederfrans (camioneur) of een Engels (trucker).
De Standaard, 1996

Het Stationsplein in Denderleeuw biedt een chaotische aanblik. Temidden van warmdraaiende bussen lopen tientallen mensen zenuwachtig heen en weer. Ambtenaren, op zoek naar de autobus die hen naar Brussel brengt. De buschauffeurs genieten onverstoorbaar van hun koffie. Enkele minuten later maakt de eerste bestuurder zich los uit de groep en kruipt achter het stuur. "De bus is vol en vertrekt zo", klinkt het door de luidsprekers.
De Standaard, 1995

'Wat vonden de buschauffeurs van ISA?' Wat de buschauffeurs betreft, mocht ISA meteen worden ingevoerd, als daarmee ook de hinderlijke verkeersdrempels zouden verdwijnen, die voor nogal wat rugklachten zorgen. De chauffeurs hebben de opdracht om passagiers zo veilig en comfortabel mogelijk te vervoeren. Verkeersdrempels dragen volgens hen niet bij aan het comfort van de reiziger.
http://www.connekt.nl/connektiemag.html, 2001

Toen ik veertien was, zat er eens een man met een hond achter mij. De hond hijgde, geel slijm droop tussen zijn tanden, en de man stak twee briefjes van vijfentwintig door de spleet tussen de stoelen door. 'Als je nee zegt,' fluisterde hij, 'stuur ik de hond op je af.' Het was een grote herdershond met rechtopstaande haren. Ik zocht steun bij de buschauffeur, een kalme reus, die 'zozo' zei, 'jaja', en het spiegeltje iets draaide. Maar toen de man met de herdershond eindelijk de bus verliet gaf hij hem een knipoog.
Manon Uphoff, Alle verhalen, 2003

We zijn nog geen honderd meter verder, bij het kruispunt met de Rozengracht, als de deuren van de brandweerkazerne opengaan en er twee grote, rode ladderwagens met oorverdovende sirenes naar buiten komen. De buschauffeur trapt op zijn rem en met een schok komt het hele circus op het verkeersplein tot stilstand. Een tram die net de Rozengracht oversteekt blijft midden op het kruispunt staan.
Joost van Goinga, Orion, 1999