Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

Bosniër

betekenis & definitie

iemand uit Bosnië.

iemand met de Bosnische nationaliteit; iemand die behoort tot het Bosnische volk; iemand die afkomstig is uit Bosnië; inwoner van Bosnië.
In het meervoud ook in toepassing op het volk en meestal in het meervoud ook in toepassing op vertegenwoordigers van een nationale sportploeg of andere groep.

Voorbeelden:
In Bosnië zijn ongeveer 35 procent van de wegen, 40 procent van de bruggen en meer dan 50 procent van de lagere scholen vernield of beschadigd. Ongeveer 75 procent van de bevolking van de federatie is werkloos en 80 procent van de Bosniërs heeft behoefte aan humanitaire hulp.
De Standaard, 1996

Ook de ruim één miljoen Bosniërs die het oorlogsgeweld in hun land ontvlucht zijn, moeten kunnen deelnemen aan de stembusstrijd.
De Standaard, 1996

Er broeit iets in Molenbeek. Na het overlijden van de neergeschoten Bosniër, vorige week maandag, ging er haast geen dag voorbij of er werden vuilbakken in brand gestoken, met stenen naar agenten gegooid of massaal samengetroept in de straten van de Brusselse gemeente.
De Standaard, 1996

Bosnië-Herzegovina verloor vorige week met 1-0 van Spanje, maar heeft die nederlaag woensdag vlotjes verteerd. Voor de Bosniërs scoorden Misimovic (3), Dzeko (2), Muslimovic en Ibricic.
http://www.standaard.be/cnt/DMF10092008_142?s=1, 10 september 2008

Het Dayton-vredesakkoord voor Bosnië garandeert alle Bosniërs - Moslims, Kroaten en Serviërs - vrijheid van beweging en het recht om hun woningen opnieuw op te eisen.
De Standaard, 1996

Sociedad-Barcelona was een spectaculaire wedstrijd met talloze kansen aan beide kanten. Al in de eerste minuut zette de Bosniër Kodro de thuisclub op 1-0.
Meppeler Courant, 1994

< >