zomaar ineens; onverwachts.
Voorbeelden:
Het sterven was acuut geweest, boem patat.
Marijke Libert, Sterk water, 2001
Zo wil ik gaan, van: ik zet mij neer en boem patat, gedaan.
Marijke Libert, Sterk water, 2001
Kort voordien was hij met zijn zatte botten vlak voor zijn eigen huis in de goot gereden, en had toen, tot groot jolijt van het jonge volkje, wel een kwartier lang tegen zijn verwrongen fiets staan schoppen. En dat werd hem twee weken lang door Erik ingepeperd met poëmen als: Boenk! Patat! Abbeloos valt op zijn gat want hij is weer zat.
Walter van den Broeck, Verdwaalde post, 1998