Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

bellefleur

betekenis & definitie

appel.

bonkige, geel met rood of groen met rood gekleurde appel die behoort tot een zeer oud appelras.
Ook gebruikt voor het ras waartoe de appel behoort.

Voorbeelden:
Toen Bob me later die anekdote vertelde over Cézanne, die uit bittere armoede zijn stillevens in stukken geknipt zou hebben en de appels per stuk verkocht, zag ik altijd die appel voor me. Een bellefleur was het, zo natuurgetrouw geglaceerd met poriën en kippevel in het laagje gekleurde suiker dat je schrok als je hem oppakte.
Jan Wolkers, De kus, 1980

Dit schilderij hing in de woonkamer [...] van mijn geboortehuis. Het hing er tegen het stukje wand naast de schoorsteen, boven de leunstoel waarin ik zaterdagavonds, geboend en opgeblonken als een bellefleur, op mijn vaders knieën zat en luisterde naar de lotgevallen van Robinson Crusoe.
Paul De Wispelaere, Tussen tuin en wereld, 1979

< >