huis van een arbeider.
klein, eenvoudig huis dat voor een arbeider is gebouwd; huis van een arbeider.
Voorbeelden:
Vrij plotseling wordt de stuwwal onderbroken door het erosiedal van de Seelbeek, waar rubberfabrikant Wilhelmini in de jaren twintig een fabriek bouwde. Om personeel te lokken bouwde hij arbeidershuizen in Engelse stijl: Heveadorp.
NRC, 1993
Al omstreeks 1918 begon de bouwkundige afdeling van Bata in de wijk Letná, dicht bij het Plein van de Arbeid, met het bouwen van kleine rechthoekige arbeidershuizen, vier onder één (plat) dak, volgens het ontwerp van Bata-architect Jan Kotecaronra. De huizen werden snel gebouwd, van goedkope materialen [...], want ze waren bedoeld voor een periode van hooguit twintig jaar.
NRC, 1994
Hij liep naar het oostelijk havengebied, door de oude volkswijk waar de arbeidershuizen nu werden gesloopt voor nieuwbouw, de pakhuizen verbouwd voor vermogenden.
Karel Glastra van Loon, Lisa's adem, 2001
Aan de Luien Hoek op de Steenweg stond een lange rij arbeidershuizen.
Koen Peeters, Acacialaan, 2001