Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

amateurploeg

betekenis & definitie

amateurteam.

sportploeg die uit amateurs bestaat; amateurteam.
Het betreft met name, maar niet uitsluitend, wielerploegen.

Voorbeelden:
De organisatie heeft wel de Belgische ploegen Collstrop [...] en Asfra [...] weten te strikken. Ook 21 amateurploegen zullen bij de open wedstrijd aan de start verschijnen, waaronder alle deelnemers aan de topcompetitie.
Meppeler Courant, 1995

Het voetbalduel tussen de amateurploegen van Vaesrade en Hoensbroek, in de derde klasse B van district Zuid II, is gistermiddag na een kwartier bij een stand van 1-0 gestaakt, zonder dat er onregelmatigheden waren voorgevallen.
NRC, 1995

De renner is afkomstig van de amateurploeg van Egbert Koersen, Koga Miyata.
Meppeler Courant, 1993

Hoewel er vreugde is omdat de 19-jarige Bobbie Traksel als eerste de weg van de Rabo-junioren via de eigen amateurploeg naar de profs heeft doorlopen, is die doorstroming zeker nog geen bewijs dat de opleiding aan de kwalitatieve eisen voldoet.
De Telegraaf, 31 januari 2001

Theunisse wil een internationale amateurploeg oprichten [...]. De in wielerkringen bekende Belgische zakenman De Meulenaere heeft zijn steun al gegeven.
NRC, 1995

Sdunek, die na de Spelen zijn verbintenis met de Nederlandse boksbond niet verlengde, leidde in Barcelona een ploeg die in Vanderlijde (brons) en Delibas (zilver) de beste leden kende [...]. De Nederlandse amateurploeg wordt na het afscheid van Sdunek geleid door Hennie Van Bemmel en Ben Zwezerijnen.
NRC, 1993

Mister Goldrace stopt na dertig jaar met organisatie wielerklassieker; Krott hoopt op Italiaans afscheidsgeschenk [...]. Het zou een fraai afscheidsgeschenk zijn voor Krott, die als organisator wordt opgevolgd door de 39-jarige Leo van Vliet. "Ik wilde per se dat een renner uit mijn vroegere amateurploeg mijn werk zou overnemen."
NRC, 1995