(v. Fr. crin = paardehaar).
1. naam voor de hoepelrok die tussen de jaren 1855 en 1865 zijn grootste omvang had ;
2. neo-rococoarmstoel uit hetzelfde tijdvak, die slechts van de voltaire verschilt door de rudimentaire, ver naar achteren terugslaande armleuningen, om zoveel mogelijk ruimte te maken voor de hoepelrok.