komt in Ned. bijna niet voor. In uitzonderlijk droge jaren (voorzomer 1955) en zeer natte jaren (zomer 1956) moet de boer soms gedwongen tot z. overgaan.
In het eerste geval wegens grastekort, in het tweede geval wegens zodebederf. Het eerste komt meer op de zandgronden voor, het tweede op veenachtige gronden, maar soms ook op slecht ontwaterde zandgronden (b.v. met een ongebroken leemlaag).