Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Wol

betekenis & definitie

is de fijne, gekronkelde, dooreen gegroeide zachte haarlaag der schapen. De buitenste laag van de wolharen bestaat uit cellen, die elkaar dakpansgewijze bedekken; bij merino-w. kokervormig.

Zij bevatten in tegenstelling lot gewoon haar geen merg (z. Vezels). Het wolhaar heeft de eigenschap zich met andere wolharen in elkaar te kronkelen. 15-35 wolharen vormen strengetjes, deze zijn weer verenigd tot stapeltjes, door bindharen, die ongeordend door de vacht lopen. De stapeltjes vormen d.m.v. keerharen de stapels waaruit de gehele vacht is opgebouwd. De dikte van de wolhaar wisselt van 0,015 tot 0,06 mm. Daarmede hangt de mate van gekronkeldheid van het wolhaar nauw samen; deze wisselt nl. van 4 tot 12 kronkelingen per cm.

De lengte kan bij jaarlijks scheren variëren van 25 tot 350 mm. Wolharen, die slechts weinig gekronkeld zijn, noemt men slicht, sterk gekronkelde wolharen noemt men hoog gebogen. De wolkwaliteit is sterk afhankelijk van de dikte, de lengte, de elasticiteit en het aantal kronkelingen per cm van de wolharen. Ze kan zeer sterk variëren.Bij de beoordeling van de wol let men op de volgende eigenschappen van de wolharen en of de vacht:

(1) de fijnheid;

(2) het m.o.m. gekronkeld zijn;

(3) de lengte;

(4) de gelijkheid in dikte;

(5) de sterkte en elasticiteit;

(6) de zachtheid;

(7) de kleur en glans;

(8) de hoeveelheid vetzweet.

Prima kwaliteit wol is fijn, sterk, regelmatig en sterk gekronkeld, tamelijk kort, elastisch, zacht glanzend en bezit als regel tamelijk veel vetzweet. De kwaliteit van verschillende delen van het vlies is verschillend. I.h.a. is de wol het grofst aan dijen en schenkels, nek en borst en aan de staart. Factoren die de wolkwaliteit beïnvloeden zijn:

(1) ras: schapen van verschillende rassen geven wol van een uiteenlopende kwaliteit.

(2) geslacht: rammen leveren iets grovere kwaliteit wol dan ooien op dezelfde leeftijd. De wolopbrengst is bij rammen echter iets groter.

(3) leeftijd: bij oudere schapen neemt de kwaliteit af.

(4) bodem: schapen op lichte grond leveren fijnere maar lichtere vachten. Er bestaat een negatieve correlatie tussen wolkwaliteit en wolkwantiteit.

(5) gezondheidstoestand: door ziekte wordt de sterkte van de wol zeer beïnvloed.

De Ned. Wolfederatie sorteert de wol van haar leden naar 11 kwaliteiten, nl.: dubbele prima, prima, eerste, tweede, derde, afwijkende, zwarte eerste, zwarte tweede, zwarte afwijkende wol, brokken en lamswol. De meeste Ned. wol behoort tot de kwaliteit eerste, in 1953: 57,99%. de zwarte wol bedroeg in 1953: 2,66%. Bij de schapenstamboeken wordt de wol beoordeeld naar de kwaliteiten: goede prima (00), prima (0), matige prima (m0), goede eerste (gl), eerste (I), matige eerste (mij), tweede (II) en derde (III).

H. VERSCHUIJL.

< >