Wijze van grondgebruik, waarbij geploegd akkerland en groenland elkaar in de loop der jaren afwisselen. De duur van de akker- en groenlandperioden kunnen verschillend zijn.
Al naarmate men meer de nadruk op akkerbouw of op groenland wil leggen, kan men b.v. 4-jarige akkerperioden laten volgen door 3 à 4, resp. 6 à 8 groenlandjaren. Hoe langer de groenlandpcriode, hoe meer het in te zaaien groenland het karakter van blijvend weiland moet hebben; de keuze van het zaaizaadmengsel moet daaraan zijn aangepast. Bij korter groenlandgebruik kunnen ook gewassen als rode klaver, lucerne en de hooitypen der grassen een rol spelen.Vergelijkt men de w. met een stelsel, waarbij bouwland en grasland blijvend gescheiden worden gehouden en ieder een eigen gedeelte van het bedrijf beslaan, dan is het wel zeker, dat de w. in het voordeel is, wat betreft de opbrengst der akkergewassen, die in het gescheurde land verbouwd worden. De voorstanders van de w. wijzen er verder op, dat het vruchtbaarheidspeil van de grond verhoogd wordt (z. Bodembeschermende gewassen) en dat ook van het kortdurende grasland hogere opbrengsten verkregen kunnen worden dan van het blijvende grasland. Anderen betwijfelen dit laatste en wijzen ook op de aan de inzaai en het scheuren verbonden kosten. Bovendien zal veelal een deel van het bedrijf bestaan uit moeilijk ploegbare grond, die reeds daardoor blijvend als grasland gebruikt moet worden.