(volksk.) zijn midden in de nacht aan het werk in de boerenschuur, met heel veel drukte. Men hoort de karnmolen gaan, men hoort dorsen en de wanmolen loopt.
Maar zien kan men ze nooit en als men s morgens wakker wordt, is er niets gedaan. Alleen staan in sommige boerderijen s morgens de deuren open, hoe goed men die s avonds ook heeft gesloten. In zijn Volksgeloof in Zeeland schrijft MEERTENS: soms hoort men op zolder een lawaai alsof er zakken met aardappelen uitgestort worden. Dit heeft een andere betekenis; het is een waarschuwing, een voorbode van een op handen zijnd onheil, meestal een sterfgeval. Men hecht er goddelijke betekenis aan: God wil de mens voorbereiden op wat hem eerstdaags zal treffen. Ook in Vlaanderen kent men w. die s nachts bij de boer, in stilte het werk komen doen.
Zij vragen slechts een teil melk en eieren, en koken er pap van in de schuur. Deze geesten heten soms gippenessen, elders alvermannekens.