is de Ned. naam voor Prunus mahaleb L., behorende tot het subgenus Cerasus of kers. De W. is een struik of soms een kleine boom uit Midden en Z.
Eur. met eivormige blaadjes, aan de bovenzijde glimmend groen, aan de onderzijde blauwgroen met een bruine beharing langs de middennerf. Hij bloeit in witte schermen (met rode helmknoppen) en heeft een groot reproductievermogen. Hij stelt geen hoge eisen aan de grond en wil ook groeien op droge terreinen.De twijgen, die doordat de bast cumarine bevat een typische aromatische geur hebben (Weichselhout), worden gebruikt voor sigaren- en sigarettenpijpjes, snuisterijen e.d. Men doet dit voorn. om de mooie goudbruine bast. In de fruitt. worden zaailingen van de w. wel als onderstammen gebruikt van kersenvar., indien men de ontwikkeling hiervan enigszins wil remmen, b.v. bij het gebruik van leibomen. Men twijfelt er wel aan of de groei door de malialeb steeds erg geremd wordt.