Bestrijdingsmethode van ziekten en plagen bij cultuurgewassen, waarbij zaaizaad, plant- of pootgoed gedurende een bepaalde tijd worden ondergedompeld in water van een bepaalde temp., die van object tot object kan verschillen. De w. kan alleen gebruikt worden wanneer de toegepaste temperatuur-duur het afsterven van het ziekteverwekkend organisme teweegbrengt, zonder dat het behandelde zaad of plantgoed schade ondervindt. de genezende dosis (dosis curativa) moet dus even groot zijn als of kleiner dan de juist door de plant te verdragen dosis (dosis tolerata). de w. wordt toegepast tegen schimmels en bacteriën in zaden (b.v. stuifbrand van tarwe en gerst), aaltjes en insecten in bolgewassen (b.v. stengelaaltje van hyacint) en virussen in plantgoed (b.v. sereh-ziektevirus bij suikerriet).
Bij de bestrijding van stuifbrand in tarwe en gerst wordt het zaad eerst gedurende 1½ uur in water van 15°-20ovoorgeweekt, waarna het nog 4½ uur met het aanhangende water wordt nageweekt. De eigenlijke w. vindt plaats door het zaad gedurende 10 min. onder te dompelen in water van 530 C bij tarwe en 51-520 C bij gerst. Na de behandeling moet het zaad voorzichtig gedroogd worden. Bij het koken van bloembollen tegen aaltjes en tegen de narcisvlieg, worden de bollen gedurende 1½ tot 3½ uur gebracht in water van 43-440 C, wat de dood van beide dierlijke organismen tot gevolg heeft. Deze behandeling heeft dikwijls ook een gunstige, groeistimulerende invloed.
