Platvis, vissen op — - Het behandelen van dit onderwerp stelt me even voor een probleempje. Ik kan natuurlijk een lange be¬schouwing leveren over andere dan de gebruikelijke methoden om bot, schol, schar en tong te pakken te krijgen met de hengel Dan schudt u het hoofd en denkt (zegt): Jongen, jongen, dat ga ik toch ook eens pro¬beren.’ En de volgende maal, dat u zich aan of op zee bevindt, grijpt u, wanneer zo’n experimentje geen direct resultaat oplevert onmiddel¬lijk weer naar de oude vertrouwde paternoster.
Ik geef dus alleen even volledigheidshalve aan, dat er ook andere manieren zijn en verwijs daarbij naar wat literatuur daar¬over.
De gemakkelijkste vis — ik heb het nu weer over de orthodoxe manier van zeevissen — is ongetwijfeld de schar. Hij komt meestal in flinke scholen voor, heeft een enorme eet¬lust en stikt van de voedselnijd, zo¬dat hij andere scharren geen hapje gunt. U kunt hem eigenlijk wel het hele jaar vangen, maar er zijn, wat ik zou willen noemen ,vangstexplosies’. De schar zoekt het vooral op wat dieper water en trekt voor zover mij bekend is nooit het brakke of zelfs zoete water in, zoals de jonge exemplaren van bot en schol wèl doen. De bot komt ongeveer in mei naar onze kust en u kunt hem daar gedurende de hele zomer te pakken krijgen, waarbij hij vaak op knie¬diep water ligt.
Van werkelijk grote scholvangsten heb ik nooit veel ge¬hoord — meestal wordt deze vis voornamelijk van de boot af aan de hengel buitgemaakt en dan nog spo¬radisch. Tong — de meest begeerde platvis — schijnt in de toekomst in groter getale aan onze kust voor te zullen komen. Hij is vooral een nachtazer. Het vangen is niet ge¬makkelijk, vooral ook, omdat er veelal met te grote haken op wordt gevist.
En over haken gesproken: vroeger gebruikte ik voor platvis altijd de Kirby. De punt daarvan staat wat scheef en zou dus de platvis met zijn scheve bek gemakkelijker pakken. Dit laat zich wel horen. Toch ben ik de laatste jaren overgegaan tot het gebruiken van een Octopus voor alle zeevisserij, behalve die op tong, want daarvoor houd ik me liever bij een blauwe Aberdeen.
Ook bij de ,orthodoxe’ manier van vissen op platvis, is het mogelijk, een beetje te experimenteren. Ten eerste kunnen we — gesteld dat we met drie haken vissen — ze eens beurtelings met ander lekkers beazen om te zien, waaraan de vis de voorkeur geeft. Verder kunnen we er nauwkeurig op letten aan welke haak — onderste, middelste of bovenste — we het meeste vangen. Vaak is dit de onderste alleen en dan doen we er goed aan, een koplood aan te brengen (zie daar).
Wat die grotere experimenten be¬treft, waarover ik in het begin even sprak: ook platvis valt te vangen met behulp van een spinner en een enkele beaasde haak. Wie daarover meer wil weten verwijs ik naar het reeds herhaaldelijk genoemde boek ,Zeevissen’ van Garay en Van Heugten, (dat er evenwel slechts terloops aandacht aan besteedt) en naar het meer uitgebreide boekje van Van Onck en Van Beurden ,Voorbij de derde breker’.