Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

stoïek

betekenis & definitie

Stoïcijns, stoïsch; onverstoorbaar gelijkmoedig, onbewogen, onaangedaan; standvastig.

Ik meende er met mijn voornemen stoïek uit te zien. Althans in eigen ogen, TEIRLINCK 1952, 1, 220.

Het was bewonderenswaardig hoe moedig, ja zelfs uitdagend zij hun onbeweeglijk lot droegen ten overstaan van al de gelukkig dansende gezichten in de zaal, hoe stoïek en wilskrachtig zij elke nieuwe reprise van een dans incasseerden, LEBEAU 1962, 105.

< >