1. Groot wijnglas, veelal rond en groen (voor rijnwijn); roemer.
Hij trekt de uniform aan, ondanks Petronella’s tegenstribbelen. Hij handelt boven zijn krachten en toch laat hij de romer vullen. Hij drinkt langzaam en de wijn verwarmt, DE COREL 1949, 214.
Heildronken, dolle speeches ... suisden over het witte tafellaken, tinkelden in de romers, LEYS 1970, 104.
De warmte van je liefde, de vreugde bij een goede daad, zal je hart en je omgeving meer verwarmen dan een romer wijn, Vrouw en Wereld dec. 1975, p. 9.
2. Kelkvormig drinkglas (voor likeur, jenever e.d.).
Twee romers - twéé weer! Eén aan elke kant van een kristallen, met een pruimkleurige likeur gevulde kraf, DAISNE 1948, 131.
Opm.: In de standaardt. volledig verdrongen door roemer, en dan uitsl. in de eerstgenoemde bet.