Rondom, om (...heen).
Hij reed alleen wat sneller dan de anderen, opgericht en ontspannen, terwijl de overigen in een andere atletische wereld kracht zochten in kronkelingen omheen een fietsbuis, THEYS 1964, 79.
Ze holden omheen de kuil, BROUWERS 1978, 215.
De omheining ging dan omheen de huidige gebouwen van de Nationale Bank, Taalb. 1978, III, 207.
Opm.: In de standaardt. uitsl. als bijw.