Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

mangel

betekenis & definitie

Gebrek (aan iets), het ontbreken (van iets), gemis; ook: behoefte (aan iets).

Zijn mangel aan geestdrift ergerde zijn zuster geweldig, dat kon je zien, ELSSCHOT 1960, 329.

De oude staarde hem vanonder de zware, grijze wenkbrauwen fel aan; hij zag er gebelgd uit wegens de onderbreking, de onverhoedse mangel aan belangstelling, VAN AKEN 1965, 140.

Doordat hij licht wierp op de poreuze hechtheid van de Groep en op zijn eigen mangel aan verbondenheid, VAN AKEN 1965, 181.

Opm.: In de standaardt., evenals mangelen (I), sinds lang vero. (freq. 0).