Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

laagseizoen (laag seizoen)

betekenis & definitie

Periode van het jaar met weinig vakantiegangers, inz. de periode buiten de zomermaanden juli en augustus (in tegenst. met hoogseizoen); voor- en naseizoen.

Vakantie in het laagseizoen, Bond 27/8/1976, p. 2. Brochure „hotels en vakantiewoningen in het buitenland, alsmede speciale vliegtuigreizen in het laagseizoen”, Bond 18/1/1977.

En de autocars: is het niet nodig dat de rechter, voor hij die vaste vergoeding van 2.500 F toewijst, zeker ervan is dat de helft van het wagenpark van die ondernemer niet stilstaat omdat het laag seizoen is? Touring 7/4/1977, p. 31.

Sam.: laagseizoenprijs (Speciale kindertarieven alsmede laagseizoenprijzen worden in de brochure vermeld, Bond 28/1/1977).