Klokketouw; vooral in de verb. iets aan het klokzeel hangen, aan de grote klok hangen, overal bekend maken, rondbazuinen. Zorg vooral dat het potsierlijk gesjouw met de as van dat arm vrouwtje niet aan het klokzeel wordt gehangen, TEIRLINCK 1952, 2, 167.
Hij greep het klokzeel in de gang en begon er zo heftig aan te trekken dat de klok in het torentje bijna geen tijd had om omhoog en omleeg te gaan, TIMMERMANS 1966, 10.