Druktemaker, praatjesmaker; ruziemaker, herrieschopper.
‘Kom toe, laat het mansvolk daar ruzie over maken!’ sust Anne-Marie de Mulder, en ze trekt Anne-Marie de Clerck aan de mouw, om haar van die ambrasmakers weg te krijgen, BOON 1975, 60.
Ook o.a.: CLAES 1933, 268. WALSCHAP 1976, 143.