Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

aanbreng

betekenis & definitie

1. In toep. op maatschappelijke, culturele, geestelijke vernieuwingen of verruimingen: inbreng, (vernieuwende) bijdrage.

Mensen van 65 jaar en meer zijn niet langer „sukkelaars die moeten geholpen worden”, maar blijven volwaardige mensen, die zelfbewust hun rechten opeisen, en tegelijk een verrijkende aanbreng betekenen in de samenleving, Vrouw en Wereld dec. 1973, p. 46.

De voornaamste inspirators van deze teatergroep zijn Dries Wieme en Alice Toen, die een enorme aanbreng doen, hij als akteur en zij als schrijfster. Samen met een paar jonge mensen vertolken zij stukken die inspelen op maatschappelijke situaties en aktuele onderwerpen, Vrouw en Wereld nov. 1975, p. 22.

De mensen stellen vragen over de parochie, de parochies hebben kritische vragen over de school, en de ouders over de school wat er in de gezinnen gebeurt. We kennen mekaar niet genoeg met onze eigen aanbreng, Volksmacht 19/5/1978.

De wetenschappelijke aanbreng van een universiteit bestaat in de eerste plaats in de opleiding van jonge onderzoekers, Alumni 1980, 3, 3.

2. In toep. op het aantal zich aanmeldende personen: toevloed, aanbod.

De religieuzen blijven niet toestromen: deze bron zal uitdrogen. Er is immers nu reeds een tendens tot afname van de jaarlijkse aanbreng, Kerk en Leven (ed. Brussel N.-O.) 17/2/1977, p. 6.