Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Willem

betekenis & definitie

1. Willem van Oranje, zie aldaar;

2.Willem I (1772-1843), eerste koning der Nederlanden van 1813-1840. Hij voerde een zeer persoonlijk en krachtig bewind, hetgeen nodig was vanwege de jan-saliegeest op economisch gebied, maar waardoor anderzijds alle initiatief tot volksinvloed werd gefnuikt (regering door middel van Koninklijke Besluiten, zie KB). Hij was enorm actief en vooruitziend op handelsgebied: 1814 oprichting Nederlandsche Bank; 1816 oprichting Nederlandsche Handelmaatschappij; 1830 invoering van het Cultuurstelsel in Indië; kanalenwetten voor Rotterdam, Amsterdam, Brussel en Brugge; stichting werkkolonies voor landlopers en werkvreemden te Veenhuizen en Willemsoord. Zijn politiek ten aanzien van de Kerken, het onderwijs en speciaal ten aanzien van de Belgische liberalen maakte hem in korte tijd erg impopulair. Dit gevoegd bij zijn weerstand tegen de status-quo met België en zijn voornemen om met de Belgische roomskatholieke gravin d’Oultremont te huwen, deed hem tot afstand besluiten ten gunste van zijn zoon. Hij stierf onbetreurd te Berlijn;
3. Willem II (1792-1849), koning der Nederlanden van 1840-1849. Onder zijn regering werd in 1848 de nieuwe, door Thorbecke op liberale leest geschoeide grondwet van kracht;
4. Willem III (1817-1890), koning der Nederlanden van 1849-1890. Onder zijn bewind vallen de drie ministeries Thorbecke en herstelt ons land zich snel uit de jan-saliegeest: modernisering van handel, bedrijf, transport, onderwijs, postwezen, bestuur van gemeenten en provincies. Na het constitutionele crisisjaar (1868) rekent men graag de parlementaire regeringsvorm in ons land te beginnen;
5. Prins Willem II (1626-1650), stadhouder van 16471650. Bekend vooral om zijn aanslag op het al te zelfstandige Amsterdam (1650) en zijn huwelijk (1641) met Maria Stuart, de dochter van Karel I van Engeland; 6. Prins Willem III (1650-1702), stadhouder van 1672-1702. Opgeleid door Jan de Witt, bekwaamde hij zich in enkele maanden tot veldheer van naam in de strijd tegen Lodewijk XIV, en tot een zeer gerespecteerd diplomaat. In 1689 tot koning van Engeland, Schotland en Ierland uitgeroepen, kon hij zijn gaven ruimer ontplooien in de oorlog om het Europese evenwicht. Zijn persoonlijk ingrijpen in de corrupte regentenbesturen hier te lande deed de anti-Oranjegezindheid herleven. De Staten van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel besloten dan ook na zijn dood in 1702 geen nieuwe stadhouder aan te stellen;
7. Prins Willem IV, stadhouder van Friesland van zijn geboorte (1711) tot 1751, en na 1747 algemeen erfstadhouder van alle zeven provinciën. Men verwachtte algemeen van hem een krachtig bestuur, maar werd teleurgesteld: de regenten zetten „onder de firma Oranje” hun anti-Oranjepolitiek voort, evenals onder:
8. Prins Willem V (1748-1806), algemeen erfstadhouder van 1751-1795, maar zijn bewind verdient die naam niet; hij liep aan de leiband van zijn oom Brunswijk en gedroeg zich te schroomvallig tegenover de soms schaamteloze regenten. In zijn tijd ontstonden de politieke groeperingen van patriotten en prinsgezinden. Deze laatsten meenden onder de mantel van Oranjegezindheid tal van (nodige) democratische hervormingen in de regeringswijze te kunnen brengen. Het werd een teleurstelling. Na de patriottenrei bij de Goejanverwellesluis (1787) zond zijn Pruisische zwager een leger om de Oranje-orde te herstellen. Het was te laat: in 1795 trokken Franse (en Bataafse) revolutielegers ons land binnen en daarop vertrok Willem V, om nooit in ons land terug te keren; zie ook stamboom bij Oranje.