stalen werktuig om metaal, hout, enz., glad te krijgen of om er inkepingen mee te maken. De vijl is van schuine of kruiselings lopende groeven, „tanden”, voorzien.
Naar het aantal groeven per cm onderscheidt men raspvijlen (grof), basterdvijlen (halfgrof) en zoetvijlen (fijn). Vijlen kunnen verschillende doorsneevormen hebben: rechthoekig, driehoekig, rond, halfrond, enz. Een vijl gebruikt men slechts in één richting.
