In het jonge bos staan de jonge boompjes zeer dicht opeen. Wanneer ze opgroeien, ontnemen ze elkaar wederkerig licht en voedsel.
Daarom verwijdert de houtvester een zeer groot deel ervan, vooral de slecht opgegroeide boompjes: hij dunt het jonge bos uit. Dat uitdunnen geeft reeds opbrengsten aan hout, allereerst b.v. rijshout, bonestaken, kerstbomen en later masten, palen, enz.