ook droogdok genoemd. Men onderscheidt drijvende en gegraven droogdokken, waarin schepen periodiek moeten worden opgenomen voor reparaties, kielonderzoek, schoonmaken en schilderen onder de waterlijn.
Het drijvende dok bestaat uit een aantal grote stalen luchtkasten, die als bodem en als hoge zijwanden aan elkaar zijn geklonken. Deze kunnen machinaal met water worden gevuld of leeggepompt. Om een schip te „dokken” in een drijvend droogdok, laat men dit zo ver zinken tot het schip tussen de zijwanden kan binnenvaren. Het wordt dan nauwkeurig in het midden op de lange rij kielblokken van het dok geplaatst. Daarna worden de luchtkasten leeggepompt, het dok rijst en het schip komt droog te staan. Het verlaten van het dok gaat in omgekeerde volgorde.
Het dokken in een gegraven droogdok kent hetzelfde principe . Zware sluisdeuren sluiten het in de diepte gelegen, geheel van beton en metaal gebouwde gegraven dok af. Men laat deze ruimte met water vollopen, opent de dokdeuren en het schip vaart naar binnen. Dan sluit men de deuren en pompt het water uit, tot het gehele dok droog is. Ook hier weer dezelfde werkzaamheden in omgekeerde volgorde om het dok te verlaten. Het spreekt vanzelf dat het in- en uitvaren van een droogdok nooit op eigen kracht van het schip zelf geschiedt, doch met assistentie van sleepboten en machinale trekkracht van diverse installaties op de zijden van het droogdok.