Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 24-03-2021

Den

betekenis & definitie

De den vormt in Midden- en Noord-Europa uitgestrekte naaldbossen. Men plant hem bij voorkeur op zandgrond, waar de andere bosbomen niet willen groeien.

Met zijn reusachtig wortelstelsel haalt hij uit de schraalste bodem water en voedsel. Zijn stam kan een hoogte bereiken van meer dan 40 m. Eén soort is naar alle waarschijnlijkheid inheems, namelijk de grove den; maar ook deze is sinds de 17de eeuw veel aangeplant.

Naast de grove den vindt men in ons land onder meer de bergden, de zeeden en de zwarte den. De naalden staan bij vele dennen twee aan twee op zeer korte takjes, bij enkele uitheemse dennen drie bij drie, of vijf bij vijf. De kegels, de zogenaamde denneappels, hebben sterk verhoute zaadschubben. Zij hebben drie jaar voor hun ontwikkeling nodig. In de zomer van het derde jaar wijken de schubben uiteen en de zaden vallen eruit. De den levert degelijk timmerhout en de grondstof voor karton en pakpapier.

Bovendien levert hij terpentijn, hars, teer, pek en pijnolie. In plantsoenen en buitens treft men vaak de Weymouth-den aan. In de landen om de Middellandse Zee groeit de parapluden met zijn schermvormige kroon.