Lexicon van de Yoga

Helen Knopper (1976)

Gepubliceerd op 17-08-2020

NIYAMA

betekenis & definitie

tweede trap op het Achtvoudige Yogapad van Patanjali, de zgn. persoonlijke wetten. Er zijn er vijf, t.w.:

1 Saucha, reiniging, zuivering van het lichaam. Voor de Yogi is het belangrijk het lichaam goed te onderhouden, het te voeden met vers, gezond, maar toch sober voedsel en het soepel te houden door middel van dagelijkse Asanas. Alleen een rein lichaam kan een reine geest dragen,
2 Santosa, tevredenheid. Innerlijke tevredenheid moet men zich verwerven, want een ontevreden geest komt nooit tot concentratie, maar blijft afgeleid door de begeertes die de adept ontevreden maken. De ware yogi is tevreden, want hij lijdt gebrek aan niets. God, als Hoogste Goed, draagt hij in zich om en iedere situatie heeft voor hem iets positiefs, ook al zou hij ergens onder lijden; dat lijden zal hij opvatten als aspect van zijn Karma, waar hij doorheen moet groeien.
3 Papas, brandende ijver voor de goede zaak, vurigheid in charitatieve arbeid, elan, in alles wat ondernomen wordt. Zonder T. zal de leerling nooit tot Zelfrealisatie komen, want lauwheid, gemakzucht en traagheid zijn ernstige hindernissen op de weg naar volmaaktheid. Ijver om hard aan zichzelf te werken en de negatieve tendenzen uit te branden is iets wat door een serieuze Guru altijd wordt benadrukt, hoewel T. niet verward mag worden met Rajas, dat meer slaat op over-activiteit terwille van de ego-ambities.
4 Svadhyaya, letterlijke betekenis: studie, opvoeding over en van het Zelf. s. is dus geheel iets anders dan bv. universitaire kennis, of het houden dan wel aanhoren van betogen over profane onderwerpen. Yogananda zegt, dat een domme heilige net zo erg is als een lege yogi. De yogi stelt zich dan ook ten doel alle heilige geschriften te lezen en de levens te bestuderen van de heiligen en Verlichten uit het verleden. Vooral door bestudering van heiligenlevens kan de ware adept in vervoering raken en plotseling zijn weg naar Eenwording met de godheid geopend zien. s. met een groep, door bv. hardop uit de Gita voor te lezen, heeft een verheffende uitwerking en lange nawerking.
5 Isvara Pranidhana, toewijding aan de persoonlijke godheid; het aan hem opdragen van alle handelingen en werken. Hij die zich op God verlaat wanhoopt niet, is de stelregel van de yogi. Hij weet dat God alles geschapen heeft en dat al het geschapene naar hem terugkeert; daarom is de yogi niet ambitieus of opgeblazen, of vervuld van machtswellust en grootheidswaan. Hij repeteert de Mantra, waarin de naam van zijn god voorkomt en net zo lang, tot hij zich met die godheid versmolten weet en Isvara, de Allerhoogste, zich voorgoed in zijn Bewustzijn heeft gedrongen en zijn toewijding aan Isvara uitgroeit tot het ene besef, dat Atman gelijk is aan Brakman en dat de essentie van zijn wezen de essentie is van het Opperwezen.