XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Watergraafsmeer

betekenis & definitie

Watergraafsmeer - Waar nu een dichtbevolkte stadswijk ligt, doorsneden door de drukke Middenweg, lag eens een plas, het Diemermeer*. Op de kaart van Joost Janszoon Bilhamer* van 1575 is te zien dat de plas ontstaan is door een dijkdoorbraak van de Diemerzeedijk*. Het meer moet er al geweest zijn in 1204, toen de Kennemers die het Amstelland afstroopten, het meer bevoeren. In 1508, toen de Geldersen optrokken tegen A., bedreigden een sterk wachtschip op het meer en een aantal oorlogsschepen aan de andere zijde van de zeedijk de vijand. De hertog van Gelre heeft deze verdedigingslinie niet kunnen forceren en werd afgeslagen.

In 1573 wist Sonoy, de geuzenaanvoerder, tot tweemaal toe de heerschappij over het meer te verkrijgen. Het was belangrijk, omdat het toen nog Spaansgezinde A. over het Diemermeer van proviand werd voorzien, die werd doorgezonden naar de belegeraars bij Haarlem. Bij die gelegenheid werd de Diemerzeedijk doorgestoken, waarbij vermoedelijk het gehucht op de dijk, Jaap Hannes*, in de golven verdween. Op het meer is toen hevig gevochten, maar A. behield de overhand (zie ook: Jan Haring). Het meer was sinds 1529 eigendom van de stad. In dat jaar was het gekocht van Reynout van Brederode (zie: Sloten). Het breidde zich voortdurend uit en daarom kreeg A. in 1624 vergunning het meer te bedijken en droog te malen. In 1629 was de plas droog; 725 morgen grond waren verkregen. In 1638 werd de Weespertrekvaart en in 1640 de Muidervaart gegraven, heel lang de belangrijkste verbindingen door en langs de Meer met het Gooi. De drooggemaakte plas kwam spoedig sterk in trek bij de Amsterdamse kooplieden, die zomerverblijven buiten de stad wilden laten bouwen.

In de Watergraafsmeer verrezen er vele, maar de genoegens van het buitenleven werden in 1651 wreed verstoord, toen bij hoge stormvloed de Diemerzeedijk op twee plaatsen en de Ringdijk van de Meer doorbraken. Er kwam 16 voet water in de Meer te staan. Weer werd de plas drooggemalen, hetgeen in 1653 gereed was. De schade aan landerijen, parken en buitenhuizen werd hersteld. Maar twintig jaar later, in 1672, toen de Fransen A. bedreigden, zag de stad zich genoodzaakt zelf de Meer te laten onderlopen om de stad te beschermen. Weer werd na het rampjaar de plas drooggemalen, maar in 1702 dreigde opnieuw groot gevaar: de Diemerzeedijk brak door. Met grote moeite is toen de Ringdijk heel gehouden en de Meer dus droog gehouden. Na dat jaar maakte de Watergraafsmeer furore als lustoord van rijke Amsterdammers. In 1730 stonden er 227 huizen, waaronder vele aanzienlijke landhuizen. Hiervan is er slechts een overgebleven, Frankendael*.

De meeste van deze oude landhuizen hebben langs de twee hoofdwegen gelegen, die de polder doorkruisen: de Middenweg* en de Kruislaan*. Het zijn ware lusthoven geweest, omringd door grote tuinen en parken in Franse stijl, die de bewondering wekten van landgenoot en vreemdeling. In vele langademige gedichten is de roem van de Meer bezongen, o.a. door J. van Bron in "Amstelia Tempe". Een handschrift in het Gemeentearchief vermeldt: "Alle Wegen en Laanen pronken met aangename Lusthoven, waarvan veele der Landhuysen malkanderen in pragt trotseeren". Nog andere schrijvers wijdden vaak rijk geïllustreerde werken in dicht en ondicht aan het lustoord, zoals M. Brouërius van Niedek: "Het verheerlijkt Watergraafs- of Diemermeer" (1725) en G. Tysens: "Eerkroon, gevlochten op de herelijke gezichten en Tuinsieraden van het Watergraafsmeer". Zijn langademige verzen vermelden de namen van vele plaatsen, die hier eens lagen: Reigersburg, IJslant, Rozenburg*, Zorgwijk, Meergenoegen,

Starrenbos. De Franse overheersing bracht grote verandering in de Meer: in 1811 werd de polder tot zelfstandige gemeente verheven. Dat heeft geduurd tot 1921, toen A. bij de annexatie* de Meer tot zich trok. In de 19de eeuw is het met de buitenplaatsen snel bergaf gegaan. Voor en na werden zij afgebroken, parken en tuinen werden verkaveld en als bouwgrond verkocht, tot van de oude glorie niets meer dan Frankendael overbleef. Lang bleef de Meer echter nog een ontspanningsoord voor de gewone man, die er vele herbergen, uitspanningen, speeltuinen en een maliebaan* vond.

Berucht was de Meer op pinkstermaandag*. Later werd het land, voordat het bebouwd werd, domein van tal van voetbalverenigingen, o.a. van Ajax*, dat zijn terreinen had op de plaats waar eens de oude boerderij Voorland* met haar rijzige geboomte lag. De nieuwe bebouwing van de Watergraafsmeer is begonnen aan het eind van de 19de eeuw en krachtig in de 20ste eeuw voortgezet. Op 31 dec. 1920 vond in de gemeentesecretarie, Linnaeusparkweg 20, de laatste raadszitting plaats in verband met de annexatie in 1921. De burgemeester, J.W. de Wit, hanteerde toen voor het laatst de voorzittershamer (zie ook: Rechthuis; Tuindorp Watergraafsmeer).

LIT. Watergraafsmeer een halve eeuw bij Amsterdam, O.A. 1972, 6; id., Eens had Tuindorp- Watergraaf'smeer een eigen burgemeester, O.A. 1972, 146; id., Watergraafsmeer, de geschiedenis van een polder, 1974; id., Watergraafsmeer van dorp tot stadsdeel, 1977; id., 350 jaar Watergraafsmeer, 1979; id., Watergraafsmeer in oude ansichten, I, 1981, II, 1990; id., Frankendael, een hofstede in de hoofdstad, 1992; A. Hendriksen, Watergraafsmeer, binnenzee, polder, lustoord, stadsdeel, 1998.


Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Word vriend van Ensie en ontvang een gratis encyclopedie!