XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Veemtaal

betekenis & definitie

Veemtaal werd gebruikt in de haven om telwoorden een bijnaam te geven. Nog dragen in de Coenhaven enkele loodsen namen als Aas, Kimmel, Stoeltje en Zwaantje. De oorsprong van deze bijnamen, veelal gebruikt door Amsterdamse havenarbeiders, ligt in het duister. Een aantal woorden is van joodse oorsprong en nieuwe woorden werden soms toegevoegd naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis, een jubileum of een of ander schandaal.

De nul werd Hoepeltje genoemd, afgeleid van de vorm; één heette Aas, Aap (naar het Hebreeuwse woord ab, eerste) of Paaltje; twee: Zwaantje, Beis (naar de tweede letter van het Hebreeuwse alfabet) of Toewa (Maleis: doea); drie: Kimmel (derde letter van het Hebreeuwse alfabet: gimel), Half Krakelingetje of Draaiorgel; vier: Stoeltje of Meubelmaker; vijf: Handvol, Stoof (vijf gaten); zes: Lepeltje, Pijpje, Halfom, Sixhaven; zeven: Jood (waarschijnlijk naar de sabbat of de zevenarmige kandelaar), Galgje (naar de vorm) of Broodje met klimop (op de zevende dag was het weekloon op en kon er geen broodbeleg meer betaald worden); negen: Omgekeerd lepeltje of Hangie; tien: Teller (bij het lossen van de schepen waren er een ontvanger en een aflader en soms een controleur aanwezig, die ieder voor zich de hijsen telden; bij iedere tiende keer hijsen of wikken (wegen) werd er opnieuw geteld); elf: Kwak, Panhorst en Verbeek (twee bekende rechercheurs in A.) of Lelijk; twaalf: Dozijn, Discipelen, Krentenmik; dertien: Judas, Jodenverrader of Colijn; vijftien: Kimmel- bas (driemaal vijf); zeventien: Jodesien (de tiende letter in het Hebreeuwse alfabet heet jod, de zevende zajien); achttien: Duizend weken; negentien: Kuiperspad. Voor dit woord zijn verschillende verklaringen: op het Kuiperspad 19 zou een moord gebeurd zijn, er zouden bij een inval op dit adres 19 personen zijn aangehouden en in 1890 zouden 19 homoseksuelen door koetsiers met hun zwepen van het Kuiperspad (nu Kuipersstraat, Oud- Zuid) zijn gejaagd. Vandaar ook de bijnaam voor negentien: Pikbloot of Flikkers. Deze telling loopt door tot 330 (Peper- en zoutstel),

waarvan we nog noemen: 21 (Vader, Zoon, Heilige Geest), 26 (Franse toer), 31 (Ladde, die in de Runstraat 31 woonde en telefoonnummer 31 had), 40 (Het koude jaar, 1740), 50 (Half rond), 70 (Zeven joetjes), 75 (Drie heitjes), 100 (Meier, Rond, De wagen van Boldoot), 101 (Koningssaluut), 111 (Drie dronken smerissen, Vader, Zoon, Heilige Geest) en 123 (Soldatenpas). Niet alle telwoorden hadden een bijnaam en van vele is de betekenis niet te achterhalen. We kunnen er nog aan toevoegen: 33 (Mottig), 44 (Meiers), 55 (Vlaggen), 66 (Rechtop), 69 en 96 (Kop en kont), 77 (De benen), 88 (Krakeling), 99 (Dubbelhanger).

LIT. Enno Endt en Lieneke Frerichs, Bargoens woordenboek, 1974.