XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Telefoon

betekenis & definitie

Telefoon - In 1876 vond de Amerikaan Alexander Graham Bell de telefoon uit. Al in 1881 startte in A. het eerste net van Nederland. Het werd geëxploiteerd door de Nederlandsche Bell Telephoon Maatschappij (NBTM), waarvan de actieve Amsterdamse doctor in de chemie, H.F.R. Hubrecht, directeur was. Het hoofdkantoor was gevestigd in de Warmoesstraat, de werkplaats en het magazijn in de Pijlsteeg (passage Wijnand Fockink*).

De maatschappij installeerde in 1881 een telefoonpost op de zolder van de Groote Club* op de Dam; er waren aanvankelijk 49 abonnees. Volgens de telefoongids van 1884, waarin heel Nederland was opgenomen, had A.D. zur Mühlen nummer 1. Het aantal abonnees breidde zich spoedig uit. De verbindingen moesten door telefonistes, die een zogenaamde centraalpost bedienden, tot stand worden gebracht. In 1888 werd tussen A. en o.a. Haarlem en Zaandam interlokaal verkeer mogelijk. Toen vanaf 1 nov. 1896 na vele moeilijkheden tussen de NBTM en het gemeentebestuur van A. de Gemeentelijke Telefoondienst de exploitatie voortzette, was de telefooncentrale op de plaats gevestigd, waar eens Vondels* woonhuis stond, namelijk de hoek Spuistraat/Raadhuisstraat. Het aantal abonnees was toen circa 1.700; zij moesten nog met een handgenerator de telefoniste oproepen om te worden doorverbonden, het zogenaamde Iokaal batterijsysteem. In 1905 deed het centraalbatterijsysteem zijn intrede. De abonnee bracht volgens dat principe de verbinding met de telefoniste tot stand door het van de haak nemen van de telefoonhoorn, waarna de telefoniste de verdere doorverbinding verzorgde.

In 1911 kwam een tweede centrale in A. gereed, aan de Teniersstraat. Deze werd Centraalbureau Zuid genoemd, de eerste werd toen met Centraalbureau Noord aangeduid. De apparatuur in de nieuwe centrale was halfautomatisch, d.w.z. de telefonistes werkten niet meer met stop en koord, maar zij konden de verbinding automatisch tot stand brengen. Na 1922 werd het net geleidelijk volautomatisch, de abonnees konden zelfstandig een lokale verbinding "opbouwen" door middel van kiesschijven. De mogelijkheid volautomatisch te kiezen tussen de steden onderling breidde zich ook uit en in 1962 was geheel Nederland geautomatiseerd. In 1940 ging de telefoondienst in A. (evenals die in 's-Gravenhage en Rotterdam) over naar het Staatsbedrijf der PTT, onder de naam Plaatselijke Telefoondienst. Kort voor de Tweede Wereldoorlog werd de bouw van een nieuw hoofdkantoor ter hand genomen, maar door de oorlogsjaren stagneerde de bouw. Pas in juli 1955 werd het gebouw aan de Pieter de Hoochstraat 55 officieel in gebruik genomen (in 1999 afgebroken voor de bouw van een appartementencomplex). Het gebouw vormde met de destijds gebouwde telefooncentrale aan de Teniersstraat en een voormalige meisjesschool één complex. In 1967 fuseerde de Plaatselijke Telefoondienst in A. met een deel van het bedrijfsgebied van het voormalige Telefoondistrict A.

Het bedrijfsgebied van de gefuseerde dienst had een oppervlakte van circa 1.000 km2 rondom A. De telefoon maakte sinds de Tweede Wereldoorlog een stormachtige ontwikkeling door. De vraag naar telefoonaansluitingen liep sterk op en aanvankelijk kon de telefoondienst door een tekort aan apparatuur en kabels de stroom van aanvragen niet altijd verwerken. In de eerste jaren van de telefonie werd het stadsbeeld ontsierd door een bovengronds dradennet met dakstellingen en palen. Allengs echter ontstond een ondergronds net en in A. werd in 1931 de laatste telefoonpaal gesloopt. De eerste districtscentrale in A. werd in het gebouw naast het voormalige Hoofdpostkantoor aan de N.Z. Voorburgwal ondergebracht. Dit gebouw was het zogenaamde geldkantoor, in 1928 door de Rijksgebouwendienst gebouwd.

Het deed dienst als belastingkantoor en PTT- gebouw, na 1955 nog uitsluitend als districtscentrale. In 1969 werd aan de Drentestraat 12 in Buitenveldert een tweede districtscentrale voor A. en omgeving in gebruik genomen. De verkeersafwikkeling vindt hier plaats zowel door ondergrondse kabels als door straalverbindingen. Voor deze laatste is een 70 m hoge toren volgens glijbekistingssysteem gebouwd, waarop een aantal parabolen (schotels) is aangebracht, die de telefoongesprekken draadloos van en naar andere straalzendertorens ontvangen en zenden. Op de plaats waar in 1896 de eerste gemeentelijke centrale was gevestigd, hoek Singel/Raadhuisstraat, werd in 1985 de derde districtscentrale geopend. Binnen in deze nieuwbouw is de gedenksteen verwerkt, afkomstig van het huis De Witte Molen, dat hier ooit stond en waarin Vondel overleed. Ook werd op de begane grond de zogenaamde wastafel van Vondel ingemetseld. Zie ook: Posterijen.