XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Querido, Israël

betekenis & definitie

Querido, Israël - Israël Querido (1872-1932), was de jongste zoon uit een joods arbeidersgezin in A. Hij begon als muzikant, kreeg vier muzieklessen en speelde toen al zo goed viool dat hij geëngageerd werd door De la Fuente bij het orkest van de Nederlandsche Opera. Na een tijdje werd hij horlogemakersleerling, hij kreeg echter een stukje gloeiend staal in het oog, moest geopereerd worden en dit beroep op medisch advies opgeven. Diamantbewerker was zijn volgend vak, precies gezegd: klover op een atelier. In plaats van vier jaar leerlingentijd had hij er anderhalf nodig.

Toen stond het vak hem tegen, hij kon het in die omgeving niet meer uithouden, trok er uit en ging studeren; hij las alles wat hij te pakken kon krijgen. Hij leed onderhand armoede totdat hij aan het dagblad De Amsterdammer als corrector geplaatst werd. Spoedig kwam hij bij de redactie voor het verslaan van toneel- en muziekuitvoeringen en het schrijven van boekbeoordelingen. Bovendien werd hij sociaal-democraat en medewerker aan de Jonge Gids van Herman Heijermans*. Op een gegeven ogenblik bleek, dat hij te hard gewerkt had, hij gooide zijn werk neer en vertrok naar Parijs. Daar maakte hij kennis met vele jonge schrijvers. Hij ging verzen schrijven, maar het bleek dat dit niet zijn natuurlijke aanleg was, hij was prozaïst. Johan de Meester vestigde het eerst, toen Querido weer in Holland terug was en zich te Beverwijk gevestigd had, zijn aandacht daarop en Querido ging aan het schrijven. "Levenslang", epos uit de diamantbewerkerswereld, was zijn eerste werk (1901). Het boek sloeg onmiddellijk aan, maar de schrijver had na het schrijven een moeilijke tijd; hij was zenuwziek van uitputting. Het succes hielp hem over de depressie heen, hij schreef "Menschenwee" (1903, de roman van Beverwijk), eveneens een groot succes en daarna kwamen er twee, die minder goed ontvangen werden, waarna hij zes jaar zweeg.

Toen trok hij naar de Jordaan*, ging er wonen in de Goudsbloemdwarsstraat 17 voor 60 cent per week en bestudeerde het leven daar. Het werd niet een koude, objectieve studie; hij ging meeleven met het ellendige leven van deze proletariërs, hij schreef er zijn Jordaanepos (vier delen van 1912-1925). Ongekend was het succes; van het eerste deel werden 5000 exemplaren verkocht. Toen begon hij aan zijn wereldepos "De Oude Waereld" (het land van Zarathustra, 1918-1921). Later ontstonden "Van Nes en Zeedijk", waartoe hij aan de Oudezijds Achterburgwal nabij de Kolk ging wonen. Zijn later werk (Misleide Majesteit, 1926, Het Volk Gods, twee delen, 1932) werd algemeen minder gewaardeerd. Maar zijn "Jordaan" is inderdaad een Amsterdams epos te noemen. Na zijn journalistieke periode aan De Amsterdammer schreef hij nog boekbesprekingen in het Algemeen Handelsblad. Hij werd op Zorgvlied begraven.

LIT. F.J. Dubiez, De Amsterdamse schrijver Israël Querido, O.A. 1969, 338, 364; id. Nogmaals de Amsterdamse schrijver Israël Querido, O.A. 1970, 34; Mario Silvester, De man die de Jordaan op de kaart zette: het Amsterdam van Israël Querido, O.A. 2001, 90.