XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Plantage

betekenis & definitie

Plantage - "Een wegh of Iaën met verscheyden rijen boomen beplant, om met karossen, koetzen, karren en paarden te berijden, Beneffens een vermaaklijk voetpadt voor de wandelaars, so mede een trekweg nevens het water ... tot believen en vermaak voor diegenen die genegen zijn om de versche lucht te scheppen", zulk een lustoord bepleitte Tobias van Domselaer* in 1657. Bij de stadsuitleg van een jaar later kwam het dorpje Oetewaal* met aangrenzend land aan de stad. De drie hoofdgrachten werden doorgetrokken tot de Amstel. Met de bebouwing van het nieuwe gebied aldaar ging het niet vlug, de grote bevolkingsaanwas was voorbij. "Derhalve werd in 1682 door de vroedschap besloten, in de nieuwe vergrooting van de stad tusschen den Amstel en de Raa- penburgergracht, van de Heerengracht tot aan de stadswallen de nog vele ledige erven te beplanten en uit te geven". Het gebied werd verdeeld in rechthoekige vlakken door rechte lanen, beplant met iepen en linden.

De Middenlaan, vroeger ook Muiderstraat genoemd, liep er dwars doorheen. Een fraai wandel- en rij- park werd zo geschapen: de Plantage of Plantaadje. De Hortus* werd al dadelijk bij de aanvang naar de ingang van het lustoord verplaatst. De Plantage maakte opgang. De Middenlaan werd zo druk bereden, dat zij in 1700 bestraat moest worden. De A'dammers huurden de percelen in de Plantage als tuinen en trokken op vrije dagen naar hun "optrekje", het tuinhuisje op de tuin.

Meer mocht er niet gebouwd worden, maar men stoorde er zich niet aan, want Jan Wagenaar* meldde al "alderley Wooningen, bier-, wijn- en theehuizen" in de Plantage. In 1764 werden bepalingen gemaakt om het "tuinkarakter" te handhaven. Maar de theehuizen en kroegen bleven desondanks, getuige het liedje van J.P. Heije*: "Al in de Plantage daar staat een kroeg, al onder de groene bomen. Daar drinken ze laat, daar drinken ze vroeg, daar drinken ze nooit haast jenever genoeg. Mijn lief zegt: ik mag er niet komen."

En zo heeft het dus niet mogen baten, dat het stadsbestuur in 1688 al de Nieuwe Stadsherberg* had laten bouwen om daarmee de komst van allerlei kroegjes tegen te gaan. Deze hebben langzamerhand de Plantage een slechte naam gegeven, en ten slotte had het gemeentebestuur in de 19de eeuw dan ook geen bezwaar meer tegen bebouwing. Van de oude Plantage bleven over delen van Artis*, de Hortus en het Wertheimpark*. Ook de oude herberg "Eik en Linde" en villa "Laanzicht" dateren nog uit de oude tijd, evenals de beide, nu op Artisgrond gelegen, kleine huisjes aan de Plantage Middenlaan: "Weltevreden" en "Welgelegen". Omstreeks 1840 verrezen de huizenblokken aan Middenlaan en zijlanen. Vermaakscentrum bleef de Plantage echter toen ook nog. In 1849 werd het terrein langs de Herengracht tot park bestemd en verrees daar het Parkgebouw*. In 1882 kwam in de plaats hiervan de Parkschouwburg*, die in 1911 weer werd gesloopt na een korte tijd van bloei. Andere schouwburgen verrezen er: de Hollandsche Schouwburg*, het Zomertheater van Van Lier* in de Plantage Franschelaan*, meestal de Plantageschouwburg* genoemd, Prot*, het latere Rika Hopper Theater, nog later Hortustheater*, nu Theater Desmet*.

Waar nu een plantsoentje is tegenover Artis, heeft sinds 1880 het Panoramagebouw* gestaan, waar grote beschilderde doeken, voorstellende "Het beleg van Haarlem" of "De overwintering op Nova-Zembla", veel publiek hebben getrokken. Het werd in 1935 gesloopt. Het grootste gebouw aan deze zelfde zijde van de Middenlaan is Sint Jacob*, thans R.K. Zorgcentrum Sint Jacob genaamd, het in 1861 geopende tehuis voor katholieke bejaarden. Tegenover Sint Jacob ligt het Aquarium*. In verband met de viering van het derde eeuwfeest van de Plantage (1982) werd deze buurt het voorwerp van verscheidene studies. De Commissie- Dooijes maakte een inventarisatie van de monumenten in de Plantage. De conclusie van het rapport, uitgebracht door Meindert Stokroos en Chris Vaillant, luidde: "De Plantage vormt architectonisch en stedebouwkundig een vrijwel ongeschonden gaaf geheel, waarin alle samenstellende delen belangrijk zijn, omdat zij met elkaar de dragers zijn van het boeiende, ingetogen karakter van dit stadsdeel." Belangrijke onderdelen zijn de Hortus en Artis, het Zoölogisch Museum*, het Minangkabau-

huis, de huisjes Plantage Muidergracht 32-34, het Vakbondsmuseum*, het Moederhuis van de Hubertusvereniging* (van architect Aldo van Eyck*, waarvoor in 1978 de oude joodse school Talmud Thora* werd afgebroken), en het Theater Desmet, waarvan in 1980 de oude art-décogevel van J. Boterenbrood uit 1927 door een nieuwbakken art-décogevel werd vervangen.

LIT. Henk Zantkuijl, Amsterdamse Monumenten, Wonen in de Plantage 1 en 2, 1983; Peter van Zonneveld, Het Paradijs in de Plantage, O.A. 1986, 100; Ko van Geemert, De Plantage, een literaire wandeling, 1993; Allard Jolles, De Plantage, uitgave Dienst Ruimtelijke Ordening, 1993; R. van Putten, De Plantage, Kadijken en Oostelijke Eilanden, 1999.