XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Paden

betekenis & definitie

Paden waren de weggetjes die van alle kanten naar de stad liepen, en die de verbinding vormden tussen de besloten veste en de daarbuiten gelegen kleine industrieën, molens, opslagplaatsen en woningen. Er gingen al in de 17de eeuw zoveel mensen aan de paden wonen, dat de overheid enige malen geprobeerd heeft er wat tegen te ondernemen. Zo bleek in 1622, dat er 5.375 personen buiten de veste langs de paden woonden. Bij de uitbreidingen* van de stad vielen natuurlijk geregeld paden binnen het nieuwe gebied. In sommige gevallen bleven de namen van de paden dan nog heel lang bewaard, al kwamen er straten, huizenblokken of grachten voor de paden in de plaats.

Zo is heel lang de naam Ouwe Franzenpad, abusievelijk vaak Franschepad geheten, bewaard gebleven voor de Goudsbloemgracht, die na de demping in 1857 Willemsstraat heette. De naam is vermoedelijk afkomstig van een stalhouder, Ouwe Frans of Franzen, die hier zijn koetsen had staan. Tussen Laurier- en Rozenstraat is een steeg geweest die Vuile Weespad heette. De Jan Hanzenstraat was eens het Jan Hanzenpad, zo genoemd naar een man die hier in 1564 een stuk land kocht met de voorwaarde dat hij het pad erlangs zou onderhouden. Het Molenpad*, nu midden in de stad, voerde eens naar de molens langs de Leidsevaart. Rustenburgerpad, sedert 1878 Rustenburgerstraat, dankt zijn naam aan de buitenplaats Rustenburg.

Spiegelspad werd Van Ostadestraat, Kuiperspad werd Kuipersstraat, Visscherspad werd Schollenbrugstraat. Beroemd was ook het Slatuinenpad*. Het Schapenburgerpad, tussen Vossiusstraat en P.C. Hooftstraat, bewaart nog iets van de oude padenillusie, doordat het tussen twee rijen achtertuinen doorloopt. Er is ook nog het Zandpad* langs het Vondelpark.