Oostenburg - De Oostenburg, aangeplempt bij de stadsuitbreiding van 1658, is altijd het drukste van de drie Oostelijke Eilanden* geweest. Zowel handel, scheepvaart als industrie hadden er hun centrum, de stad had er haar Schuitenmakerswerf, er waren particuliere werven en er waren etablissementen van de Verenigde Oost-lndische Compagnie*, die er in 1661 noordelijk langs de Dwarsvaart een groot pakhuis bouwde, het Oost-lndisch Zeemagazijn*. Hierachter waren haar ruime scheepstimmerwerven gelegen. Op deze werven werkte in 1697 en 1698 enige maanden lang Peter de Grote, tsaar aller Russen. Hij zag er het grote schip "Amsterdam" bouwen, dat hem bij zijn vertrek ten geschenke werd gegeven.
Na de instorting van het Zeemagazijn in 1822 is het huisje, waarin de tsaar gewoond heeft, ook verdwenen (zie ook: Czaar Peterhuisje). De hier later aangelegde straat is ter herinnering hieraan Czaar Peterstraat genoemd. In 1828 werd op een gedeelte van de terreinen van de V.O.C. een fabriek voor stoom- en andere werktuigen gebouwd, waaruit de wereldvermaarde fabriek Werkspoor* groeide. In 1894 kwam er de Nederlandsche Scheepsbouwmaatschappij*, waarvoor een van de doorgangen van de Oosterdoksluis verbouwd moest worden. Nadat haar terreinen tijdelijk in dienst geweest waren van de Rijksgeschutwerf en de Marine heeft Werkspoor de hegemonie over het hele eiland verkregen. Het kleine gebouw met de fraaie gevel aan de Oostenburgergracht (nr. 77), dat in de 17de eeuw het gebouw was van de Admiraliteitslijnbaan (zie: Lijnbanen), is in 1950 door Werkspoor ingericht tot een klein museum. Sinds 1970 is er op Oostenburg veel veranderd.
Er kwam een grasvlakte, waar naar een idee van Robert Jasper Grootveld de "bandenboot" voor de jeugd werd geplaatst. De buurt kreeg nieuwe bewoners, toen de huizen op Kattenburg gereedkwamen. In 1982 werden onder leiding van de stadsarcheoloog Jan Baart opgravingen verricht op Oostenburg. Er werden tal van interessante vondsten gedaan, waarvan sommige voorwerpen met de Verenigde Oost-lndische Compagnie te maken hadden. Verrassend groot was de hoeveelheid porselein, maar er kwamen ook schelpen (dit was een oud betaalmiddel), speelgoed en huishoudelijke artikelen aan het daglicht. In augustus 2000 werd bij grondwerkzaamheden een restant van de oude VOC-werf blootgelegd.
LIT. Van V.O.C. tot Werkspoor, Het Amsterdamse industrieterrein Oostenburg, 1986; J.H. Kruizinga, Adieu Kattenburg, 1966; R. van Putten, De Plantage, Kadijken en Oostelijke Eilanden, 1 999; Ton Heydra, Een roerig volkje, 1999.