XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Nederlandsche Bank

betekenis & definitie

Nederlandsche Bank - De Nederlandse Bank is als nationale instelling in de plaats gekomen van de Wisselbank*, die in 1609 door de stadsregering was opgericht. Deze aanvankelijk zeer vermaarde instelling was in de Franse tijd ten gevolge van de veranderde economische toestand steeds meer in verval geraakt en werd ten slotte in 1819 gesloten. Toen bestond de Nederlandsche Bank echter reeds. Koning Willem I had namelijk in 1814 het initiatief genomen tot de oprichting. Op 1 apr. van datzelfde jaar gingen octrooi en reglement in werking.

Op 5 apr. 1814 opende de Nederlandsche Bank haar kantoor voor het publiek in twee, in 1643 door Philips Vingboons* gebouwde panden aan de Oude Turfmarkt. De Bank huurde deze van het rijk. In de woning daarnaast woonde de president. De Nederlandsche Bank was een zelfstandig lichaam, een N.V. van de staat. Zij werd onder meer de kassier van de staat en de circulatiebank, in tegenstelling tot de oude Wisselbank, die deposito- en girobank was geweest. Het bankpapier deed nu, aanvankelijk schoorvoetend, zijn intrede. De Bank kreeg intussen meer en meer behoefte aan een nieuw gebouw, zodat de huizen in 1868 werden gesloopt. Op de plaats daarvan werd in 1869 door architect W.A. Froger* een nieuw gebouw gezet. Het beeldhouwwerk in het frontispice is van de Hagenaar Koelman.

In 1912 volgde een uitbreiding met de percelen van het voormalige Bernardusgesticht. In 1954 verschenen wederom berichten in de pers over bouwplannen van de Bank aan de Oude Turfmarkt. In 1957 werd het ontwerp van prof. M.F. Duintjer* bekendgemaakt en waren maquettes in Arti et Amicitiae* tentoongesteld. Groot was de verrassing, toen uit het Gemeenteblad van 12 dec. 1958 bleek dat er een ruil plaats zou vinden van eigendom tussen de gemeente en de Bank. De Bank kreeg de beschikking over het terrein van het voormalige Paleis voor Volksvlijt*. In het gebouw aan de Oude Turfmarkt werd het Allard Pierson Museum* gevestigd, naar een oud idee van de bibliothecaris van de Bank, A.M. van de Waal*. Op 6 nov. 1961 sloeg burgemeester Van Hall* de eerste paal voor het nieuwe gebouw aan het Frederiksplein tussen Oost- en Westeinde. De 2.755ste en laatste paal ging in nov. 1962 de grond in.

De uitvoerenden, naast prof. M.F. Duintjer, waren de N.V. Aannemingsmaatschappij J.P. van Eesteren, ir B.W. Berenschot n.v., ingenieurs- en architectenbureau G.J. en A.J. Langhouten ir N. Kloots. Het gebouw ging bestaan uit een laagbouw van circa 13 m en een hoogbouw van 66,5 m met 16 verdiepingen. Het moest plaats bieden aan 1.200 personeelslieden. De kluizen kregen een oppervlakte van 1.500 (zonder de effecten kluis).

Langs de Singelgracht werd voorzien in een wandelgalerij. De opening vond plaats op 7 mei 1967 door koningin Juliana. De bouwkosten bedroegen 85 miljoen gulden. De A'damse bevolking bedacht tal van namen voor dit nieuwe gebouw, o.a. de Goudstaaf, Paleis voor Volksnijd, het Gouden Kalf, de Gouden Reaal, de Papiermolen, Nikkelen Nelis en de Toren van Holtrop. De Nederlandsche Bank onderging een laatste uitbreiding in 1989, toen op de binnenplaats van het gebouw een zogenaamde satelliettoren werd gebouwd. Nog geen zeventien maanden na het slaan van de eerste van vijftien funderingspalen hees directeur-secretaris De Swaan op 9 mei 1989 de vlag ten teken dat het hoogste punt van deze toren was bereikt. Van top tot teen meet het gebouw 127 meter, de funderingsconstructie reikt tot 63 meter diep, terwijl het dak van de vijftiende etage zich op 64 meter boven NAP* bevindt. Deze ronde toren van architect J. Abma staat op vijftien palen, waardoor een vier meter hoge onderdoorgang ontstond. Op 1 januari 1999 ging een deel van de macht van de Nederlandsche Bank over op de Europese Centrale Bank.

LIT. A.M. van de Waal, Het Frederiksplein, O.A. 1968, 98; R. Blijstra, De buurt van Sarphati, O.A. 1972, 322; Hoedster van de gulden, brochure 1988, 4e druk; Corry van Renselaar, Een vederlicht skelet van 4023 ton, Florijn, 9 mei 7989; Rudy Kousbroek, Het Paleis in de Verbeelding, 1990; J. de Vries, Geschiedenis van de Nederlandsche Bank, Trips tijdvak 1931-1948, 1993.