XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Nachtwacht, De

betekenis & definitie

Nachtwacht, De - De Nachtwacht, het meest vermaarde schilderij uit het Rijksmuseum*, draagt deze naam eigenlijk ten onrechte, hoewel begrijpelijk, daar tijdenlang een dikke vernis- en olielaag het in een mysterieus duister heeft gehuld. In 1781 schijnt de Engelse schilder Reynolds voor het eerst van "Nightwatch" te hebben gesproken en sindsdien is de naam "Nachtwacht" hardnekkig blijven voortleven. In werkelijkheid straalt echter het volle zonlicht op een uittrekkende schutterscompagnie. Vermoedelijk is in 1638 het bezoek van de koningin-weduwe van Frankrijk, Maria de Medici, aanleiding geweest om de herinnering daaraan levendig te houden in een reeks schuttersdoeken in de Kloveniersdoelen*. Rembrandt* kreeg de opdracht van de compagnie van kapitein Frans Banning Cocq*, diens luitenant Willem van Ruytenburg en de vaandeldrager Jan Visscher Corneliszoon.

De lotgevallen van Rembrandts meesterstuk zijn velerlei. Het heeft in 1642 in de Kloveniersdoelen de minst geschikte plaats gehad. Toen in 1715 het stuk, toen reeds eigendom van de stad, naar het Stadhuis werd overgebracht, vond de beruchte afsnijding van de randen plaats. In 1908 kwam het met andere schilderijen van de stad in het Trippenhuis*, waar de belichting volgens ooggetuigen bijzonder goed moet zijn geweest. Maar op de ereplaats die het in 1885 in het Rijksmuseum kreeg, liet de belichting te wensen over en ook een in 1906 aangebouwde, afzonderlijke ruimte bracht niet de gewenste oplossing. Van sept. 1939 af werd het in verschillende oorlogsschuilplaatsen ondergebracht (o.a. in Medemblik, Castricum en in de Sint Pietersberg). Op de tentoonstelling "Weerzien der Meesters" (1945) had het wederom een ereplaats. Kort daarna werd tot de grote restauratie besloten, die in 1946-1947 werd uitgevoerd. De Nachtwacht werd driemaal het slachtoffer van een scherp voorwerp. Eerst werd het schilderij, in 1715, verkleind van 387 bij 500 cm tot

365,5 bij 436 cm. In 1915 werd het bekrast door een geestelijk gestoorde werkloze schoenmaker en op 14 sept. 1975 liep het doek dertien messteken op door een eveneens gestoorde ex-leraar. Het werd in vier en een halve maand door de restauratieploeg van het Rijksmuseum onder leiding van L. Kuiper hersteld. Deze restauratie was door het publiek te volgen achter glazen ruiten.

LIT. Ton Koot, Rembrandts Nachtwacht in nieuwe luister, 1947; W. Martin, Van Nachtwacht tot feeststoet, 1947; A. Vels Heijn e.a., Rembrandts Nachtwacht, 1976.